Twaalf jaar was ik en ik had er nog geen haar op. Een klein iel mannetje dat de illustere bijnaam Pudding Tarzan moest dragen. Ik bedoel echt moest, want het was niet bepaald een geuzennaam. Ik zat in de zesde klas, tegenwoordig groep acht voor de oplettende lezer. De overgang naar de middelbare school duurde nog maar een hele zomervakantie en een laatste week op de basisschool. Het was ook de week van de musical voor zesdeklassers. Afscheid van een tijdperk.
Ik werd gepest. Niet zo’n beetje ook. Klasgenoten sloopten mijn spullen, verzopen mij zowat op mijn zevende verjaardag (lees hier) en maakten mij het leven gedurende al mijn schooljaren zo zuur, dat ik het gewoon niet meer zag zitten. En de escalatie kwam de avond van de musical.
Bloemen na de voorstelling, graag!
Wij woonden niet meer in Rotterdam Overschie, we waren inmiddels verhuisd naar Het Oude Noorden aan de andere kant. Maar de laatste maanden basisschool maakte ik nog wel af. Ik leefde niet toe naar de musical, want het oefenen met de klas, het uitzoeken, spelen en verzinnen, het was een ware hel voor mij. Ik leek er gewoon niet bij te horen en als ik al iets vertelde of de aandacht kreeg van de meester, kon ik er op rekenen na schooltijd een nieuwe verzameling blauwe plekken op te lopen.
En hoe meer de datum van de voorstelling in zicht kwam, des te meer ik mijn plan al zo goed als had uitgestippeld. Mijn moeder zou komen kijken met mijn tante en ik mocht overblijven en bij snackbar Japie op de Abtsweg eten. Later zou ik mijn moeder op school zien. Ik had echter anders beslist. Ik wist dat toneelspelers bloemen kregen na een voorstelling, de mijne mochten ze wat mij betreft op mijn kist gooien. Ik was het getreiter moe. Twaalf jaar. Stuk. Klaar.
Laatste avondmaal
Ik zat bij Japie. Met maar liefst twintig gulden, want thuis wilden ze me wel goed laten eten. Ik at mij misselijk. Een grote patat met alle denkbare sausen uit die tijd, een stuk of vijf snacks, een blikje cola en een milkshake. Terwijl ik aan het raam zat te schransen, kwam mijn korte leventje voorbij. Wie was ik nu eigenlijk? En wat was ik nu eigenlijk? Niets. Want niemand moest me. De meester vertelde me dat het aan mijn houding lag, mijn ouders werden soms boos dat ik me op de kop liet zitten en de kinderen moesten mij wel zo intens haten, dat ze me toch niet zouden missen. Nee, vandaag was het klaar.
Vanavond was natuurlijk ook de grote dag van de musical. Deze ging over een Playback-show met een professor die een tijdmachine gebruikte. Ik zou als André Hazes playbacken. Zeg maar niets meer, doe ik nu ook niet als ik iets van hem hoor. Uitgelachen worden, ik zat er niet op te wachten. Want de rest was zoveel beter. De rest kreeg zoveel meer aandacht. Of eisten dat wel op. Nee, ik was er uit. Alle aanwezigen bij de musical zouden wachten op mij. Net zolang tot ze zenuwachtig op hun stoelen zouden schuifelen. Net zolang tot de politie kwam. Met mijn naam.
Een brug te ver
Via de Abtsweg kon je in Overschie naar het oudere gedeelte van het dorp. De Burgemeester Baumannlaan was te bereiken door onder het viaduct door te gaan. Als kind speelden we vaak bij het viaduct, via een muurtje kon je naar boven en vlakbij de rijksweg komen. Dat was deze avond ook mijn doel. De rijksweg. Ik was twaalf, het getreiter beu en nu naarstig op zoek naar een vrachtwagen.
Op de vluchtstrook keek ik naar het langsrazende verkeer. Gek genoeg merkte ik daar weinig van. Het leek ook wel of ik niet opviel. Totdat een grote hoorn van een vrachtwagen van zich liet horen. Ik was meteen wakker. Als ik snel was, haalde ik het nog.
Ik heb die avond de rol van André Hazes gespeeld alsof mijn leven ervan af hing. Dat laatste was natuurlijk wel zo, maar niemand wist het. Tot vandaag. Na meer dan dertig jaar durf ik het te vertellen. Bijna kon dat niet meer. Maar nu kreeg ik applaus en lachten de mensen gemeend om mijn (te) gekke optreden. Ik voelde me eindelijk mens. Ik mocht er zijn en ik was er ook. Na het optreden gaf ik mijn moeder een knuffel en spoedde ik me naar het toilet. Ik heb nooit meer bij Japie gegeten.
Doodslag
Ik heb me nu heel open opgesteld. Omdat wederom een kind zich dit weekend van het leven heeft beroofd. Vijftien jaar. Van een flat gesprongen omdat er een naaktfoto van hem op sociale media rondging. Dat trok hij niet. En hij is niet de enige. Hij is niet de eerste. En hij zal niet de laatste zijn.
Wanneer gaan mensen, wanneer gaan kinderen eindelijk eens beseffen dat het pesten en vernederen van anderen kan leiden tot iets heel ergs? Weet dat je verantwoordelijk kan zijn voor de dood van een medemens? Besef dat je feitelijk een moordenaar bent? Je kunt het doodslag noemen, voor mijn part.
Laten we alstublieft blijven praten en elkaar helpen. Pesten en aanverwant gedrag is slecht en oliedom. Maar het is het ook niet waard ervoor te sterven. Of ik echt op die snelweg gestaan heb? Ik laat het in het midden. Zij die mij kennen, weten het.
Maar mijn verhaal is niet relevant. Het gaat niet om mij. Het gaat om alle Onurs van toen, alle Onurs van nu en alle Onurs van later. Laat iemand in zijn waarde en blijf zelf ook in je waarde. Het leven is kort. Te kort. Leef. Samen.